Mooi zijn, we willen allemaal mooi zijn. Maar mogen we niet ook gewoon lelijk zijn? Is het altijd nodig om onze ‘imperfecties’ te verbergen? Kunnen we niet gewoon naar voren stappen samen met al onze lelijkheid en het dragen met trots? Een trots die door het diepste van de ziel heen galmt!
“Wij zijn lelijk en dat maakt ons prachtig!” zingen we in koor terwijl een grandioos orkest onze tekst door de ruimte heen draagt.
Een serenade die ik graag voor een ieder wil voordragen omdat ik er werkelijk in geloof. Toch vind ik het lastig om het ook op mezelf te betrekken. Bijna alsof het wel voor ieder ander telt, maar niet voor mezelf. De geloofwaardigheid van mijn verhaal zakt alweer diep weg in een eindeloze put des onzinnigheid. Ik duik erachteraan, grijp het vast en klim weer naar boven. Een moeizame tocht die ik maak omdat ik niet wil dat mijn zinnige onzin vergaat. Tijdens het vinden van mijn weg terug omhoog voel ik muziek in me opborrelen die via mijn aderen een weg naar buiten zoekt. Het is de serenade die we samen zouden zingen. Voor het eerst voel ik de neiging om het niet slechts voor de ander te zingen, maar ook voor mezelf.
Hier is hij dan, mijn ode aan de lelijkheid:
Een lichaam vol met kreukels
De een nog groter dan de rest
Een puistje hier, een pukkeltje daar
‘t Siert allen mijn lichamelijk gewest
Soms kijk ik in de spiegel
Maak ik mezelf kriegel
Want mijn lichaam is te kort
Mijn benen zijn te dik
Mijn heupen zijn te breed
Mijn borsten zijn te klein
En mijn kont is veel te rond
Blind voor alle schoonheid die daar stond…
Toch langzaam leer ik weten
Hoe met de juiste maat te meten
Want wat ik toen niet zag
Is dat ik er best wel wezen mag
Ja ik ben ook lelijk
En dat vind ik toch zo mooi
Soms een putje in mijn benen
Ondersteund door een mooie plooi
Ik mag toch niet klagen
Met zo’n goddelijk lichaam als dit
Zwierend langs de balustrade
Vang ik het juiste licht
Want iedereen mag het weten
Dit is mijn gezicht
En och wat ben ik lelijk
Maar wat is dat mooi
Je zou toch maar perfect zijn
Gevangen in een kooi
Nooit eens even lelijk
Nooit eens onvolmaakt
Altijd maar weer prachtig
Maar niemand die je raakt
Dan ben ik liever lelijk
Dan ben ik liever ‘ik’
Het geeft me de schoonheid
Die je niet altijd ziet
Perfectie, dat hoef ik niet…
Ik stap uit de kooi
Ik ben niet alleen maar mooi
En iedereen mag het zien!
Laat mij maar lekker stralen
Laat mijn imperfecties pralen
Want ja ik ben ook lelijk
En dat maakt me juist zo mooi
Zo klom ik uit de put des onzinnigheid. Mijn lied galmend langs de wanden. Alles dragend en niet gedragen wordend. Elke stap een onmiskenbare overwinning. Eenmaal bovenaan gekomen was mijn gezicht rood en mijn haar wild. Alles duidde op een immense inspanning waarmee ik niet alleen de klim, maar ook mezelf had overwonnen. Zo lelijk als de nacht, stond ik daar in al mijn pracht. Wat was ze mooi met haar lelijke kracht.
- Rosan van der Zee